Het belangrijkste scheppingsverhaal van China beschrijft hoe de wereld werd gemaakt door de oergodin Pan Gu. Voor het begin bevond de hele kosmos zich als een soort oerenergie in een reusachtig oerei. Ook Pan Gu kwam in de duisternis van dit reusachtige oerei tot stand en groeide er achttienduizend jaar lang, totdat het ei openbarstte. De lichte en transparante delen van het ei dreven omhoog en vormden de hemel; de zware, ondoorzichtige delen zakten naar beneden en werden de aarde. Pan Gu stond op. Om te voorkomen dat de vloeibare aarde en hemel weer samensmolten, begon zij te groeien en dreef zij de aarde en de hemel drie meter per dag uiteen. Na opnieuw achttienduizend jaar waren de hemel en de aarde in hun huidige positie gefixeerd en de vermoeide Pan Gu legde zich te rusten. Zij stierf en haar adem werd de wind en de wolken, haar stem de donder, haar linkeroog de zon, het rechter de maan en haar haren de sterren. De andere lichaamsdelen werden de elementen die de aarde vormen: de bergen, rivieren, wegen, planten, bomen, metalen, edelstenen en rotsen. Haar zweet veranderde in regen en dauw. De larven die van haar lichaam op de aarde vielen, werden de mensen……..
Dit beeldende verhaal van de overgang van oerenergie in de energie van hemel (yang) en aarde (yin) illustreert prachtig het Chinese denken: de mens bestaat van oorsprong uit dezelfde materie (yin) en energie (yang) als de hele kosmos. De mens is dus ook onderhevig aan dezelfde wetten als de kosmos. Daarom maken we bij het beschrijven van ziektes dan ook veel gebruik van metaforen en beelden uit de natuur, zoals: koude, hitte, vuur, wind en vocht.